Drankzucht

Een halve fles wodka, een Ierse whisky in cadeauverpakking en een bodempje koffielikeur. De merknamen zeggen me niets, maar ik heb er vertrouwen in dat ik het wel lust.

Als ik bij mensen thuis kom, check ik automatisch het drankenkabinet. Deels uit sluimerende obsessie; deels als lakmoesproef. Hoe verhoud ik me tot die kast vol alcohol? Soms voel ik niets: dan staat het daar een beetje bescheten in de hoek, machteloos te wezen. Dat zijn de betere dagen. Soms voel ik gemis. Als er een mooie fles wijn tussen staat die ik graag nog zou proeven. ‘Alleen voor de smaak’. Dat zijn de dagen dat ik moet uitkijken. Soms vangt een fles goedkope wodka mijn blik, geduldig stalkend als een roofdier. Dan moet ik lotgenoten, verslavingspsychologen en misschien zelfs de Mobiele Eenheid bellen. Dit kan escaleren.

Het is moeilijk te voorspellen hoe ik reageer. Alles heeft invloed. Iets wat die dag gebeurd is, of juist heel lang geleden, geldzaken of afspraken of persoonlijke relaties. De vijand is sluw en maakt een omtrekkende beweging, op zoek naar een zwakke plek in de linie. De vrienden waar ik op bezoek ben, merken mijn onrust. Mijn lichaamstaal verandert: ik spreek gehaast, mijn gebaren zijn groot, mijn blik is vluchtig. Ik ken deze symptomen, maar ze komen altijd in vermomming. De smaak zit achter in je mond en is ziltig. Elke neuron in mijn zenuwstelsel kent dit gevoel, en kent de oplossing…

“Ik moet maar eens gaan.”

Ben ik te lang blijven hangen? De avondlucht is fris en de wandeling naar huis niet lang. Dat zal me goed doen. Ik probeer rustig te lopen. Onderweg banen auto’s zich door de vervuilde sneeuw. Het smeltwater kolkt oorverdovend. Waar komt deze drankzucht plotseling vandaan? Natuurlijk ben ik een beetje snotterig en slaap ik slecht, maar dat zijn aanleidingen achteraf. Als een voetbalwedstrijd voor een hooligan: een reden om te rellen – meer een excuus dan een oorzaak.

Thuis vind ik blauwe enveloppen in mijn postvak. Niet vandaag; niet nu. De tegenstander speelt vals. Hij heeft alle troef in handen, kent mijn kaarten en kijkt mijn bluf. Het schijnt dat je verslaving op een CT-scan kunt zien zitten als een dubbelgespierd netwerk in het brein. In hoeverre ben ik die processen? Moet ik in de ik-vorm over mijn hersenactiviteit spreken? Het enge is dat dit in mijn hoofd woont. Op een bepaalde manier valt het samen met mijn persoon. Deze gedachtegang helpt absoluut niet. Er zit een lont in het kruitvat. Het is wachten op het eerste schot. Oorlog is onvermijdelijk.

Gehaast loop ik naar de voordeur. Ik kijk of ik niet gevolgd wordt. De spanning hangt als dikke mist over de galerij. Ik draai de deur achter me dubbel op slot – alsof dat uitmaakt. Binnen pak ik pen en papier: schrijven helpt. Dagboek, blog, muziek, fictie – de vorm maakt niet uit. Een verhaal maken van de willekeur. Begin – midden – eind. Het heeft een doel en het gaat ergens heen. Er was een held; er moest iets overwonnen; het kwam goed – in drie aktes.

En terwijl buiten een dun laagje sneeuw de herinnering aan gisteren vervaagt, zit ik aan mijn bureau, zoekend naar de juiste woorden. Mijn concentratie is wankel en ik maak veel

taalfouten, maar langzaam keert de rust terug in mijn lichaam. Het mag duidelijk zijn dat dit blog op de eerste plaats een therapeutisch project is.


Wij helpen bij verslaving.
Heb jij hulp nodig?

020 – 231 00 00
Hulp aanvragen
Chat met ons

Stel jouw vraag
  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

© 2024 GGZ Interventie | Beelden van Pexels.com of eigen beelden

Nu hulp

Bel ons