De dreunende bas wordt luider en plastic bekers kraken onder mijn schoenen. Een paar straten verderop zingt een vrouwenstem een repetitief lied over ‘thuiskomen’. Ik ga nog niet naar huis. Het is Koningsdag en ik heb met vrienden afgesproken. De avond valt en het koelt al af, maar ik wil toch even mijn gezicht laten zien. De zangeres lokt als een sirene.
Ik loop door smalle straatjes in de richting van de muziek. Dit zijn de achterafstraatjes. Dit zijn de straatjes waar je snel een frietje eet als je echt niet meer kan van de honger. Waar je datzelfde frietje uitkotst als je niet meer kan van de drank. Waar je cocaïne haalt om verder te kunnen drinken. En waar je komt uitrazen als je te hard gaat van de drugs. Ik ken deze straatjes goed. Wat heb ik hier vanavond te zoeken?
De bas is nu voelbaar. Een mensenmassa danst op straat. Het provisorische podium is gammel en er is weinig verlichting. Dit zijn de krochten van Koningsdag. Het afvoerputje van de stad. ‘s Ochtends naar de vrijmarkt, ‘s middags met een biertje in de zon een bandje kijken en ‘s avonds met een pil in je mik dansen in het duister. De autotune zangeres zingt steeds dwingender over het belang van ‘thuis’. Ik weet niet of ze al eens rond heeft rondgekeken, maar hier is weinig huiselijke geborgenheid te vinden.
Ik heb iets te bewijzen. Dat ik dit kan. Dat ik hier kan zijn. Dat ik hier nuchter kan zijn. Toch mis ik het ook. Ik zou nog één avond mee willen doen. Alle drank en drugs door elkaar, eindigen op een duistere afterparty en in een vreemd bed slapen omdat alles beter is dan alleen wakker worden met een dope-kater. Ik ga het natuurlijk niet doen, maar iets in me zeurt weemoedig. Nog één keertje voor de goede oude tijd. Daar is Koningsdag de uitgelezen kans voor. Het Huis van Oranje-Nassau wordt in heel het land geëerd door massaal naar de getver te gaan.
Voor de mensenmassa houd ik stil. Ergens moeten bekenden staan – zo begreep ik uit de appjes. In het donker lijkt de massa één lichaam, deinend op de bas. Het lukt me fysiek niet om er onderdeel van te worden. Ik krijg het ritme niet gelijk. Een stroboscoop schiet aan. Fragmentarisch lichten gezichten op. Ogen priemen. Lichamen zweten. Kaken schaatsen. Adem stokt. Ik schrik een beetje. De muziek zwelt aan tot een nieuwe climax. De massa is in extase en ik hoor hier niet thuis.
Terug in de achterafstraatjes wordt het snel rustiger. Ik wilde laten zien dat ik op dit soort plekken kan zijn. Verrassing: kan ik niet. Achter me schreeuwt de zangeres nog één keer dat ze naar huis gaat. Ik ga al! De bas sterft langzaam weg. Ik app mijn vrienden dat ik toch niet kom. Door donkere straatjes loop ik alleen naar huis; plastic bekers kraken onder mijn schoenen.