Verslavingsblogger Gino is eind oktober teruggevallen. Dat is een erg pijnlijke ervaring, maar hoort ook bij verslaving. Lees in het vierluik ‘Terugval’ het eerlijke verhaal over deze donkere periode. Het gevecht met het eerste glas, de waanzin daarna en een noodzakelijke, hernieuwde opname in onze kliniek in Portugal. Deze week deel I: ‘Terugval Tango’.
Al ruim een half uur ben ik verwikkeld in een riskante paringsdans. De fles wodka is mooi gevormd – rank en met een lange hals. Ze lijkt over tafel te dansen. Als een muurbloempje op een schoolfuif kijk ik schichtig vanaf een stoel in de hoek van de kamer naar de uitdagende bewegingen. Als de fles kijkt, kijk ik verlegen weg.
Een terugval begint ver voor de eerste slok, daarin ben ik niet uitzonderlijk. Mijn terugval begint ergens aan het eind van de zomer. Eerst gaat het goed – misschien te goed. Ik zit goed in herstel en misschien kan ik deze week wel zonder meeting. Mediteren kost me ‘s ochtends te veel tijd en is bovendien zweverig. Kan ik zonder, vertel ik mezelf. Maar het belangrijkste: ik wil niet iedereen lastig vallen met het eindeloze gezeur over mijn nuchterheid – het is bijna anderhalf jaar. Ik kan dit ondertussen toch zelf? Het gaat toch goed met me?
Op zaterdagavond kan ik rustig op de bank zitten, omringd door boeken, instrumenten en aantekeningenboekjes. Natuurdocumentaire op de achtergrond. Geen behoefte aan het oude leven. Hoewel: soms een rondje wandelen om de lichtjes te zien, maar geen behoefte om te drinken – helemaal niet. Kan ik tegenwoordig. Op zaterdagavond. Ben ik trots op.
Maar vanavond niet. Vanavond wil ik dansen. Muziek over dans gaat vaak over vluchten. Zoals bij de hierboven aangehaalde Froukje, maar ook in Alors on Danse van Stromae – daar heb ik vroeger heel wat pillen op verslonden – en – mijn persoonlijke favoriet – Dance the Night Away van The Mavericks proberen de artiesten hun verantwoordelijkheden kortstondig te parkeren middels dans. Dansen en vluchten; vluchten en dansen. Het lichaam leidt, de geest lijkt niet in staat weerstand te bieden.
Vanavond zal ik dansen. Op suède laarsjes met Cubaanse hak trippel ik over straat richting een slijter die nog open is. Het ritme stuwt me over de tegels – als drums de melodie. Jagende onrust dwingt mij steeds sneller. Ik ben niet erg maatvast, maar ik ken de passen. Dit is een inheemse uitdrijvingsdans. Een dans om de zon te laten schijnen. De regen te laten vallen. Er moet iets bezweerd. Boze geesten moeten verjaagd. Links en rechts moedigen koppensnellers en sjamaans me aan. Steeds luider en steeds fanatieker.
In mijn huiskamer ben ik ondertussen opgestaan. Bezeten stap ik rond. De fles zwiert nog altijd over tafel. Een bandoneon zwelt aan. De choreografie is me plots duidelijk: acht stappen op acht tellen, halverwege draait het bovenlichaam – eindigend met een kruispas. Dit is een tango, natuurlijk is het een tango – is er een verleidelijkere dans? De vulkaan staat op uitbarsten en er moet gedanst.
Ik wals betoverd door de kamer. Stap-stap-stap-draai. Stap-stap-stap-draai. Bij de draai lijkt de fles mee te bewegen. Het etiket zwierend als de jurk van een danseres in een rokerige kroeg in Buenos Aires. Stap-stap-stap-draai. Ik kom dichterbij. Het oogcontact is nu ononderbroken. Voor ik het weet, zit ik aan tafel. Ik schenk in.
Even denk ik aan hoe gelukkig ik dit jaar ben geweest. Hoe mooi het leven nuchter is. Dat ik vriendschappen heb hervonden. Hoe graag ik weer ga wielrennen. Hoe graag ik wandel en lees en schrijf en muziek maak. Dat mensen met vertrouwen en soms zelfs trots naar me kijken.
‘JE KAN NOG TERUG!’ – Schreeuw ik pathetisch.
Maar dat kan ik niet.
Ik hef het glas:
‘SALUT!’ – Op een laatste dans.