Ik ben werkloos en dat knaagt. Een stemmetje vertelt mij streng dat ik en mijn verslaving de maatschappij genoeg hebben gekost. Dat ik me stil in de hoek moet gaan staan schamen zolang ik mijn eigen broek niet kan ophouden. Met een ezelshoedje op. Soms gaat het stemmetje met me aan de haal.
De afgelopen tien jaar heb ik in een kroeg gewerkt – de alcoholverslaafde barman, wat een cliché. Dit werk was heel lang heel leuk, tot het niet meer leuk was. Ik had een eigen hoekje in de wereld gecreëerd waar ik relatief onopgemerkt kon blijven doen wat ik wilde doen: drinken. Totdat dit niet onopgemerkt meer bleef. Maar toen mensen vragen begonnen te stellen, was alcohol al noodzaak geworden. Tot de wal het schip keerde.
Zittend in de wachtkamer van het UWV weeg ik mijn opties. Ik heb journalistiek gestudeerd, daar vervolgens nauwelijks iets mee gedaan en verder dus vooral horeca-ervaring. Een gediplomeerd journalist met een kroegverleden, mijn CV schreeuwt vooral heel hard ‘alcoholprobleem!’ Het café is natuurlijk geen optie meer. Misschien als er een paar rigoureuze veranderingen worden doorgevoerd – een verkoopstop op alcohol bijvoorbeeld. Ik vermoed enkele bezwaren bij de directie.
‘Ben je zenuwachtig?’ – de arbeidspsychologe neemt me rustig op vanachter haar bureau.
Nogal ja. Ik ben bang dat ik nergens geschikt voor ben. De achterstand onoverbrugbaar, de bagage te zwaar, het gat in mijn CV te groot. Het vooruitzicht dat ik mezelf moet gaan verkopen maakt me benauwd. Met mijn problematiek? Ik vertrouw mijn eigen koopwaar niet. Mijn gedachten schieten van mislukte sollicitaties naar angstgevoelens naar drank – soms is verslaving heel simpel.
‘Waar ben je concreet bang voor dan?’ – leest deze vrouw gedachten ofzo?
Ik ben bang dat ze alles afpakken. Dat het mooi is geweest met die zorgvraag van mij. Dat ze mijn uitkering afpakken, mijn huis, misschien zelfs mijn overleden kat. Dat ik in de kippenslachterij moet gaan werken. Of in dienst moet. En dan in mijn eentje naar Oekraïne moet – als eenzame NAVO-soldaat de Russen tegenhouden. Met je land dienen is natuurlijk niets mis, maar ik vrees dat een loopbaan aan het front voor mij van bijzonder korte duur zal blijken.
‘Luister Gino,’ antwoordt de psychologe grinnikent, ‘helemaal niemand gaat jou naar de kippenfabriek sturen’. Deze bevestiging had ik even nodig.
Rustig legt ze uit waar dit herintredingstraject om draait. Om een plek voor mij te vinden waar ik op een gezonde manier iets van waarde kan toevoegen – aan mezelf en de maatschappij. Dat ze met mij gaan kijken wat ik kan en wat ik wil en wat daarbinnen mogelijk is. Of daar misschien bijscholing voor nodig is. Bijna een jaar geleden accepteerde ik eindelijk hulp voor mijn verslavingsproblematiek. Toch is het nog altijd moeilijk te geloven dat er mensen en instanties zijn die echt het beste met me voorhebben.
De rest van de dag houdt het stemmetje zich koest. Ik mag wat meer vertrouwen hebben; ook dit blijk ik niet alleen te hoeven doen.