De hond en ik lopen de ochtendronde – daarin is weinig veranderd. We gaan rechtsaf het park in. Op de weg liggen regenplassen, maar nu is het droog. Ik ruik vers gemaaid gras. Een mus tjilpt ongeduldig. Déjà vu. Volgens mij ken ik dit liedje. Het park ligt er inderdaad hetzelfde bij als een jaar geleden, toen ik mijn eerste stappen in herstel zette. Ook toen was ik net nuchter; ook toen zocht ik nieuwe inzichten.
Ik ben een vrij man. Alweer. Na een klinische opname die hard nodig was. Alweer. Daar heb ik veel geleerd over mijzelf. Alweer. Ik spreek af met dezelfde vrienden op dezelfde plekken om hetzelfde verhaal te vertellen en dezelfde koffie te drinken. Ik volg een nabehandeling op dezelfde locatie waar andere verslaafden met dezelfde problemen kampen. Hier bespreek ik wat ik geleerd heb en wat ik nu anders doe – meestal geloof ik wat ik zeg. De waarheid is dat ik niet goed weet of er iets veranderd is.
De hond leidt dwingend. Hij trekt mij rechtsaf de brug op waar ik eigenlijk rechtdoor had gewild. Het lukt niet het gevoel van stuurloosheid te doorbreken. Vanaf de rivier ligt het park er ontspannen bij. Dit is de stilte voor de storm – stilte voordat de lente met veel bombarie losbarst. Lente – zomer – herfst – winter en weer lente. Eindeloos repeterend. Valt er te ontsnappen aan de herhaling? De obsessie met seizoenen en natuurlijk verval doet aan mijn terugval denken. Die waanbeelden, was ik dat of was dat de drank? Mijn maag trekt zich samen. Deze cirkelredenatie kan ik beter vermijden. Een aalscholver bidt op een boomstronk in de zon. Hopelijk ook voor mij.
Bij de sportvelden slaan we rechtsaf. Wat als het allemaal een herhaling van zetten is? Dat ik nuchter word en twijfelend mijn weg probeer te vinden. Dat dit deels lukt. Dat ik een beetje vertrouwen begin te krijgen. Dat de wereld dit vertrouwen begint te delen. Dat ik het leven probeer op te pakken. Dat datzelfde leven weerstand biedt. Dat ik dacht dat ik kon zwemmen, maar dat het niet meer dan watertrappelen blijkt. Dat ik terugval in een seizoen naar keuze. Iedere keer dezelfde cyclus. Als Bill Murray in Groundhog Day. Ik denk niet dat ik nog zo een rondje in me heb – mijn lichaam niet en mijn geest zeker niet. Mijn omgeving trouwens ook niet.
Rechtsaf. Ik merk regelmatig dat ik me terugtrek. Dat ik stil ben. Dat ik mensen schuw. Als ik niets hoopvols te zeggen heb, zeg ik maar niets. Vaak zeg ik dus niets. Zowel tegen lotgenoten als familie als vrienden. Deels uit schaamte die nog moet slijten, maar ook uit radeloosheid: ik weet het gewoon niet. Ik zou een duidelijk plan willen hebben, maar meer dan ‘vandaag drink ik niet’ kan ik op dit moment niet beloven. Wat een armoede. Een troep ganzen blaast van een afstand met die afstotelijke zwarte tongetjes van ze.
De hond komt zonder commando naast me lopen. Hij lijkt trots de ochtendronde weer volbracht te hebben. Vorig jaar had dit me vertederd. Toen gaf het me vertrouwen – vertrouwen dat bij mijzelf ontbrak. Nog één keer rechts en we komen uit waar we begonnen zijn. Op de weg liggen regenplassen, maar nu is het droog. Ik ruik vers gemaaid gras. De mus tjilpt nog altijd. Hoe vaak moet ik dit rondje nog lopen? Samen met de hond – of uiteindelijk helemaal alleen. Alleen tussen de blazende ganzen. Staand op het gele grind van het kruispunt tussen park en stad kiest de hond dezelfde weg naar huis – en ik volg.
De hond hoeft nergens heen; ik ga nergens heen.