Gebruikersdroom

Ergens is een feestje in een tuin en ik sta buiten bij een vuurkorf. De tuin is lang en smal en komt me vaag bekend voor. De wereld is een houtskoolschets en de mensen zijn haastig getekende schimmen. Het gras is nat, de aarde zompig en de lucht mistig. Ik ben niet helemaal op mijn gemak.

Ik droom best vaak over gebruik, twee à drie keer in een week is niet uitzonderlijk. Vaak gaan deze dromen niet eens over de fysieke handeling, maar over randzaken zoals het halen van drank of drugs – wat in de droom dan natuurlijk allemaal net niet wil lukken. Of ze gaan over het liegen en het mezelf afzonderen zodat ik in alle rust in verdoving kan wegzakken. In deze dromen spelen vaak gevoelens als haast, twijfel en onrust een hoofdrol.

Onrust. De vlammen in de vuurkorf zijn onrustig. De schimmen merken het ook. Boven ons rommelt de hemel onheilspellend en binnen krijst een kind hard en schel. Ergens heeft iemand iets bij zich, of het nu drank of drugs of sigaretten zijn. Één ding is zeker: ik mag het niet en moet het nu hebben.     

Het beroep ‘droomduider’ is waarschijnlijk zo oud als het beroep ‘sekswerker’ en zeker zo omstreden. Jozef duidt in het Oude Testament al dromen van de farao en tegenwoordig vertelt een AI je in minder dan een seconde de betekenis van al je nachtelijke visioenen. Maar zelfs voor profeten en supercomputers blijft dit een delicate bezigheid en zijn de uitkomsten zelden eenduidig.

Dus wat doet een man van wetenschap met steeds terugkerende dromen over middelengebruik? Het liefst zou ik er helemaal geen aandacht aan besteden: het herinnert me aan de fragiliteit van mijn herstel. Het voelt alsof mijn onderbewustzijn wil zeggen: “Met drinken was jij toch helemaal klaar? Nou, ik dus mooi niet vriend.”

Alles is op. Ik heb iedere krat gedubbelchecked, elke fles omgekeerd en ieder onguur figuur gevraagd of hij ‘iets’ bij zich had. Nul. Niets. Nada. Geïrriteerd ga ik binnen op een bank zitten. De schimmen verdringen zich in de donkere hoeken van de kamer, maar houden me scherp in de gaten. “Jij mag helemaal niet drinken!”, roept er één als ik even niet kijk. Ik schrik: ik heb een fles in mijn hand. Een lege fles: het is al gebeurd. De fles is al op. Ik heb al gedronken.

Ik word wakker met de hartslag van een marathonloper. Op mijn borst een drukkende pijn alsof er iets zwaars op heeft gezeten. Voor enkele seconden weet ik het zeker: ik ben teruggevallen. Alles waar ik voor gewerkt heb, is kapot. En direct daarna de gedachten:

Dit heeft niemand gezien. Dit hoeft niemand te weten.

Ik kan mijn dromen en mijn gedrag in deze dromen niet sturen. Maar het terugkerende karakter zegt wel iets over de sterke aanwezigheid van gebruik in mijn onderbewustzijn. Hoeveel waarde moet ik hier aan hechten? Wie het weet mag het zeggen. Wat mij het meest beangstigt, is mijn eerste reactie als ik wakker word: liegen. Mijn eerste reflex bij een gedroomde terugval is liegen. Dat haalt me in ieder geval uit een andere droom: ik ben niet genezen; ik blijf verslaafd.


Wij helpen bij verslaving.
Heb jij hulp nodig?

020 – 231 00 00
Hulp aanvragen
Chat met ons

Stel jouw vraag
  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

© 2024 GGZ Interventie | Beelden van Pexels.com of eigen beelden

Nu hulp

Bel ons